Dit fraaie pand van Rijksbouwkundige Jacobus van Lokhorst uit 1880 bestaat in oorsprong uit een hoge centrale hal verbonden middels tussenstukken met twee lagere zijvleugels. De hoge centrale hal met smal zadeldak wordt aan weerszijden geflankeerd door iets lager gelegen eveneens smalle bouwdelen met een lessenaarsdak. Door deze constructie ontstaat onder de dakgoot van het zadeldak aan beide zijden ruimte voor brede raampjes en daarmee extra toetreding van daglicht. Dit geeft een speels effect. De hoge boogramen in de voorgevel van de centrale hal die bijna doorlopen tot onder het zadeldak laten het meeste daglicht door.