Tijdens het congres van Wenen in 1815, waar Europa door de grootmachten werd herverdeeld, zijn de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden samengevoegd. In 1831 wilden de Zuidelijke Nederlanden (België) zich weer afscheiden. Tijdens de daaropvolgende Tiendaagse Veldtocht van 2 tot 12 augustus 1831 werden duizenden militairen in en om Tilburg gelegerd. Er was hier nog geen kazerne, en in de status-quotijd tot de definitieve afscheiding van België in 1839 hield Tilburg min of meer het karakter van een legerplaats. Ook daarna bleven er militairen, temeer omdat koning Willem II van mening was dat in het Zuiden vooruitgeschoven posten voor de landsverdediging moesten blijven bestaan. Daarom werd in 1841 begonnen met de bouw van drie stallen aan de Oisterwijksche Baan (nu St. Josephstraat), waarin ruimte was voor tweehonderd paarden. Na afloop van de geldverslindende mobilisatieperiode verkeerde Nederland echter aan de rand van een bankroet en de bereidheid om aan de strategische inzichten van de koning geld te spenderen was niet zo groot. Reden waarom Willem II uit eigen zak ruim 31.000 gulden betaalde voor de bouw van een kazerne met paardenstallen, en nog eens 21.000 gulden voor de latere uitbreidingen en het onderhoud van de gebouwen.
Op 7 mei 1842 legde de koning de eerste steen voor de kazerne. Deze eerste steen is nog steeds in de zijgevel (oorspronkelijk aangebracht boven de hoofdingang) van het gebouw op de hoek van de St. Josephstraat en de Kazernehof te zien. De lichte dragonders namen het gebouw in gebruik, gevolgd door een regiment lansiers in 1843. De sterkte was gemiddeld 280 manschappen. Tilburg was vanaf dat moment een echte garnizoensplaats dat het bleef tot 30 april 1856, toen de twee laatste eskadrons lansiers uit Tilburg vertrokken. In 1851 is het kazernecomplex door de erfgenamen van koning Willem II verkocht aan de gemeente Tilburg, die het in 1859 weer doorverkocht aan de Norbertus de Kanter en Pieter van den Bergh om er respectievelijk een leerlooierij annex vellenbloterij en een wollenstoffenfabriek met lakenvollerij in te vestigen (later BeKa genoemd).
Deze oudst bewaarde cavaleriekazerne van Nederland bestaat nog voor een deel, namelijk gedeelten van de westzijde van de voorbouw en van het carrévormige stallencomplex. Latere aanbouw van de wollenstoffenfabriek van BeKa zijn nog zichtbaar. Het complex is als rijksmonument gerestaureerd. In de voorbouw zijn sinds 1988 kantorenunits gevestigd. In het voormalige stallencomplex zit sinds 1988 het Regionaal Archief Tilburg met een depot onder het parkeerterrein. In de rechtervleugel zijn veertien woningen gevestigd. De fabrieksschoorsteen van BeKa uit 1904 is ook een rijksmonument.
Van paardenstal via textielfabriek naar archief * medewerkers van Regionaal Archief Tilburg en Stadsmuseum Tilburg geven uitleg bij de functies van het gebouw. * Op elk heel uur hoor je het verhaal van de paardenstallen, de functie die het gebouw oorspronkelijk had. * op elk half uur wordt het verhaal verteld van de geschiedenis van het gebouw als textielfabriek van BeKa. * drie keer wordt een rondleiding (op inschrijving vooraf) gegeven door het depot van het archief. * kijk op www.regionaalarchieftilburg.nl voor het gehele programma en om je aan te melden voor de depot-rondleiding.