Deze wipmolen met scheprad in de Hogewegpolder dateert oorspronkelijk uit 1652, het jaar waarin de polder werd gesticht. Hij werd gebouwd door Bruin Jansz. Hogewaert. In 1711 werd de molen vrijwel geheel vernieuwd door molenmaker Adriaan van Leeuwen uit Warmond. In het verleden werd de molen ook wel Blauwe Molen genoemd omdat het bovenhuis ooit blauw was. Dankzij goed onderhoud en tijdige restauratie is de molen nog altijd geheel bedrijfswaardig.
Wipmolens zijn, op enkele uitzonderingen na, altijd watermolens: de draaiende wieken zetten een scheprad in beweging dat het laaggelegen polderwater in een hoger gelegen boezemvaart overbrengt. Dit soort molen is het oudste type poldermolen van ons land en is in de 15e eeuw voortgekomen uit een nog ouder soort molen, de zogenaamde standaardmolen. Een wipmolen bestaat uit een piramidevormige ondertoren, meestal met riet bedekt en, indien groot genoeg, ingericht voor bewoning. Op de ondertoren bevindt zich het wendbare bovenhuis, ook wel de kop van de molen genoemd. De druk van het draaiende wiekenkruis wordt van achteren gesteund door de staart van de molen, die tevens dienst doet bij het op de wind zetten van de molen, het zogenaamde kruien. Deze molens zijn zeldzaam geworden en zijn voor het merendeel nog te vinden in de provincie Zuid-Holland. De oudste wipmolen in Nederland, daterend uit 1520, bevindt zich in het stadje Schoonhoven.
De Hogeweg-poldermolen staat in een polder waar eens binnenduinen waren, een heuvelachtig terrein met drassige gronden, gelegen tussen de tegenwoordige duinen en de oude Haarlemmermeer. De molen aan de Noordwijkerhoek is gebouwd op een lage stenen voet waarop zich de houten ondertoren bevindt. Deze ondertoren is gedekt met riet. Het draaibare bovenhuis is nu gedekt met dakleer, vroeger met zink en gepotdekseld hout. Het bovenhuis is zwart geteerd met witte randen. De molenas, afkomstig van de gesloopte molen van de Klinkenbergerpolder, is van gietijzer. Beide roeden zijn van ijzer. De wieken zijn oud-Hollands en de vlucht, de afstand tussen twee tegenoverliggende wiektoppen, bedraagt 17.40 meter. Het ijzeren scheprad bevindt zich buiten de molen. Daar de molen tamelijk hoog gelegen is, heeft de molen een geringe opvoerhoogte, slechts 20 cm. Bij voldoende wind bedraagt de maximale capaciteit van de molen 25 m3 (25.000 liter) water per minuut. Het bovenhuis is 9 meter hoog.
De molen zorgt voor bemaling van de Hogewegpolder (203 ha). In verband met de hoge ligging van de polder kwam het voor dat bij lage waterstand in de polder (wanneer boezemwater ingelaten moest worden), niet op de gebruikelijke wijze kon worden gemalen. Het boezemwater lag in droge tijden soms lager dan het water in de polder. Een systeem van schuiven en duikers moet er dan voor zorgen dat de molen water in maalde en niet uit maalde. De bemaling van de polder is sinds 1959 niet meer afhankelijk van de wind. In dat jaar plaatste men een dieselmotor in de molen. Sinds het begin van de 90-er jaren is de taak van de molen overgenomen door een elektrisch gemaal (naast de molen) dat voor het juiste waterpeil in de polder zorgt. Sinds 1961 is de Rijnlandse Molenstichting eigenaar van de Hogewegpoldermolen. De molen is op 1 juli 1966 op de Lijst van Beschermde Monumenten geplaatst. Landschappelijk ligt de molen prachtig in de open ruimte tussen Voorhout en Noordwijk, goed zichtbaar vanaf de weg.