Dit hofje – in de volksmond de Zeemanserve – is één van de meest rustieke groene plekjes in Vlissingen. Het in de binnenstad tussen de Spuistraat en Walstraat gelegen hofje ademt de sfeer van serene rust. Het is gesticht in 1643 door juffrouw Cornelia Quack, die de huisjes voor de weduwen van zeelui en vissers bekostigde. Het hofje bestaat uit rond een binnenerf gebouwde verdiepingloze, aaneengeschakelde huisjes. U ziet er een eenvoudig bakstenen toegangspoortje uit de tijd van de stichting, een memoriesteen en een wapensteen met de wapens van Zeeland en Vlissingen. Bij de uitvoering van de saneringsplannen (vanaf 1962) is het hofje volledig losgemaakt uit de omringende bebouwing van de Korte Zelke, Lange Zelke en Kolvenierstraat.
Eeuwen oude monumenten zijn in de basis al duurzaam omdat ze nog steeds deel uitmaken van onze huidige samenleving. Het Zeemanserve is daar een mooi voorbeeld van. Het is in de loop der eeuwen herhaaldelijk aangepast aan de eisen des tijds. Het complex bestond oorspronkelijk uit 23 huisjes, in 1643 opgericht door een vermogende weduwe uit Den Haag: Cornelia Quack. Bij de schenking had ze wel bedongen dat er altijd drie huisjes vrijgehouden moesten worden als logeeradres wanneer zij of haar familie in Vlissingen verbleven.
Vlissingen was in 1643 niet een heel arme stad. De Tachtigjarige Oorlog was nog gaande en de Vlissingers wilden dat het liefst zo houden: zij verdienden immers goed aan de opbrengsten van de kaapvaart op vijandelijke schepen en dat was alleen toegestaan in tijden van oorlog. Omdat het recht op kapen, dat was vastgelegd in een oude zeewet uit 1475, voor vriend en vijand gold, waren ook Vlissingse zeelieden regelmatig het slachtoffer van kapingen. Zij die het overleefden kwamen berooid en vaak verminkt en dus arbeidsongeschikt terug van hun fatale reis. Als er geen verdere bezittingen waren of familieleden die hen konden ondersteunen, waren zij aangewezen op een bestaan als dakloze. Het was vooral deze groep voor wie het hofje werd gebouwd.
De huisjes, die zo’n 3 meter breed en 5 meter diep waren, lagen in een vierkant om een groot grasveld waarvan de bewoners gebruik konden maken voor het bleken van de was. De woningen hadden allemaal een benedenkamertje met een stook- en een slaapplaats en een kleine zolder.
In 1650 werd het hofje overgedragen aan de diaconie van de Nederduits gereformeerde kerk in Vlissingen, waarna het complex steeds meer een plaats werd waar ook armen die geen zeeman waren, konden worden gehuisvest. En dat was hard nodig, want na 1648, het jaar waarin vrede werd gesloten met de Spanjaarden, raakte Vlissingen in een vrije economische val. Daaraan konden de kaperij-opbrengsten van de vier korte oorlogen tegen Engeland niet veel meer veranderen. Er waren in de drie eeuwen daarna meer armen dan er konden worden ondergebracht in de 24 huisjes.
De naam Zeemanserve kreeg het hofje in de achttiende eeuw toen de kerk wegens geldgebrek besloot om het over te dragen aan een andere liefdadigheidsinstelling: de Zeemans- en Vissersbeurs, opgericht om zeelieden die niet meer konden werken toch een fatsoenlijk bestaan te kunnen geven.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog liep het hofje grote schade op. Bij de naoorlogse herstellingen is het aantal huisjes teruggebracht naar 22. Bij een overheidsinspectie in 1975 werd geconstateerd dat de huisjes in het Zeemanserve niet meer voor bewoning geschikt waren en werd het hofje onbewoonbaar verklaard. Met hulp van de gemeente Vlissingen is het hofje tussen 1976 en 1980 grondig gerenoveerd. Daarbij zijn de 22 huisjes verbouwd tot 13 grotere huisjes om te kunnen voldoen aan moderne woonwensen. De groene binnenplaats is een oase van rust in de Vlissingse binnenstad.
Bron: Peter van Druenen “Zeeuwse Ankers”