Kamp de Beetse was gelegen bij het dorp Sellingerbeetse. Het werd in 1935 voor de werkverschaffing gebouwd. In 1939 nam de Rijksdienst voor de Werkverruiming het kamp over en werden er werklozen uit heel Nederland te werk gesteld bij het ontginnen van de heidegebieden. Tot begin januari 1942 hebben werkloze Nederlanders in het kamp gewoond. Zij moesten helpen bij het aanleggen van wegen en bossen. Later hielpen zij ook bij de aardappeloogst. Het kamp had vier maal de grootte van een standaardkamp en bood woonruimte aan circa 400 mannen. Leider van het kamp was een kok/beheerder.
Vanaf januari 1942 werd het kamp in gebruik genomen als buffer voor Westerbork. 500 Joodse mannen uit Amsterdam woonden in die periode als arbeider in het kamp en werden ingezet bij eerder genoemde werkzaamheden. In de nacht van 2 op 3 oktober (Jom Kipoer) van dat jaar werden alle Joodse mannen uit de werkkampen, zo ook die uit Kamp De Beetse, naar Kamp Westerbork afgevoerd. Daartoe werd het kamp eerst omsingeld en vervolgens werden de gevangenen gedwongen te voet naar het station van Stadskanaal te lopen. Hen was wijs gemaakt dat daar gezinshereniging zou plaatsvinden. Vanaf het station ging het per trein verder. Het werk werd beschreven als bezighouderij. Het redelijke rantsoen werd na enige tijd aanmerkelijk kleiner, omdat de bezetter het niet nodig vond om voldoende voedsel aan Joodse mensen te verstrekken. Na aankomst in oktober 1942 in Westerbork werden ze afgevoerd naar Auschwitz, waar bijna allen omkwamen.
Na de oorlog tot 1948 in gebruik als gevangenenkamp voor onder andere NSB’ers.